In de luwte

(column uitgesproken op informatie- en discussieavond Nijmegen fietst! Dutch Bicycle Center Honigcomplex 17 november 2015)

Nijmegen autoluw, dat klinkt als een paradijs, of eigenlijk als een voorportaal van het paradijs, want Nijmegen autovrij is dat niet het nirwana? Maar de realpolitici onder de fietsactivisten weten ook dat dat ideaal nu nog te hoog gegrepen is.

Waar komt die hang, dat verlangen naar auto-reductie uit voort? Ik ga allereerst maar bij mezelf te rade, omdat ik mijzelf nog het best kan peilen.

Nog maar enkele weken geleden liep ik in Marrakech over het beroemde Djemaa-el-Fna plein. Eén dag later zou ik aan een georganiseerde MTB-reis door de Atlas gaan deelnemen, om maar aan te geven dat het bezoek aan dat plein een bijzaak was, echter niet te versmaden, want dat plein is uitgeroepen tot werelderfgoed. En terecht vind ik. Waarom? Volgens mij omdat het plein ten diepste herinneringen aan voorbije tijden oproept. Feitelijk een tijd die is blijven stilstaan, omdat de ontwikkelingen van de moderne vooruitgang er geen greep op hebben kunnen krijgen. Wat je ziet, voelt, ruikt en ervaart zijn de geluiden, gedragingen, en geuren van dezelfde souk-verkopers, kraamhandelaren, slangenbezweerders, tajines, als uit vorige eeuwen. En dus geen auto’s daar, het lijkt zo vanzelfsprekend, dat je enkel na diepe analyse beseft dat ze er niet zijn. Dit plein appèleert aan een nostalgische hang naar vroeger, en een reflectie over wat de vooruitgang ons aan extra welzijn heeft gebracht. Dat geeft een weldadige indruk die ik daar met alle liefde graag opsnoof.

Soortgelijke gevoelens van sympathie, geluk en ‘kon-dit-maar-voor-eeuwig-duren’ had ik bij het bezoek aan steden waar auto’s of ander gemotoriseerd verkeer in grote mate geweerd werden. Vooral steden met een architectonische meerwaarde als Bologna, Brugge (als ik me niet vergis), en Groningen niet-te-vergeten maakten mede daarom een onuitwisbare indruk. De verklaring voor dat gevoel ligt toch in de sfeer van rust, kalmte, onthaasting die als een warme deken over de bezoekers gelegd wordt. Het langzame verkeer dat de overhand heeft. De aandacht die anders door het gemotoriseerde verkeer zou worden opgeëist (“pas op bij oversteken”, “blijf op de stoep lopen”) kan nu besteed worden aan de bebouwde omgeving of natuur, aan je gezelschap, of aan jezelf: gewoonweg mijmeren, wegdromen, introspectie. Je kunt immers beter tegen een voetganger of fietser opbotsen, dan door een blikken beest geschept worden.

Vaak hoor ik in de pleidooien voor autoluwheid (Nijmeegse binnenstad) of autovrijheid (Waalkade, merk trouwens op hoe dubbelzinnig de aanduiding autovrijheid is) het argument van de uitstoot-reductie, gecombineerd met de oproep om historische binnensteden te beschermen. Dat geldt nog steeds dat argument, al weet ik niet de precieze implicaties van elektrisch autoverkeer. Ook het argument van geluidsoverlast wordt vaak te berde gebracht. Ook daar werken de autotechnologen aan, de stille auto’s zijn in opmars, dat luidt ook meteen een waarschuwing in. Zonder geluid ruik (lees: hoor) je geen onraad.

Het argument dat ik hier naar voren willen brengen, is de terugkeer van de kalmte, de rust en de reflectie in de binnenstad. De auto is toch ook het symbool van de efficiëntie, de tijdwinst, en daarmee samenhangende stress en – hoe paradoxaal – luiheid.

Ik sluit af met een anekdote, allicht nog steeds actueel.

Ooit hoorde ik op een inspraakavond van de gemeente Leiden over plannen om de binnenstad te vrijwaren van particulier autoverkeer de volgende hartenkreet van een burger: “maar meneer de burgemeester, als ik hier een surfplank wil kopen, dan moet ik die toch op het dak van mijn auto kunnen ophalen?” Verbazing, hilariteit en ergernis vochten bij mij om voorrang. “Ga toch fietsen”, was het eerst wat mij te binnen schoot. Surfen op de modernste hypes, doe dat maar in de luwte.

Dank voor uw aandacht.

 

Marc Peeters
17 november 2015